|
Savanne woonden. De gemeente Torarica telde 58 zielen, daar niet bij gerekend de kinderen beneden de 12 jaar, waaruit we kunnen opmaken dat Torarica toen al aan het vervallen was. In 1678 was het huis van de predikant gelijk met de Waag verkocht. Dit huis bracht volgens de verantwoording van Heinsius f 110.= op.
Baseliers' post op Torarica bleef vacant tot 1697. In 1689 werd als kerkmeester van Torarica Jacob Tobiasse benoemd. Nadat deze zich er over beklaagd had niet over de fondsen te beschikken om de kerk te kunnen onderhouden, kreeg hij toestemming de gelden uit de armenkas van Torarica te lenen. Het kerkgebouw was nog hetzelfde dat Baseliers in 1667 van de Engelsen had overgenomen. In zijn brief van 14 september 1676 schrijft hij over de kerk:
'...maar ik seyde niet, dat ik tot nog toe geen bequame predickplaets gehad heb, als een oude vervallen kercke, cleijn, rondom open en van boven met gaten, in 't midden van 't bosch staende.'
In 1691 werd besloten bij de ingezetenen van Surinamerivier en bijbehorende kreken een vrijwillige gift te vragen voor de reparatie van de kerk. De kerk werd gerepareerd.
In 1697 werd Ds. Ter Maath in Torarica als predikant aangesteld en in 1698 en 1699 werd de gemeente Torarica op de Conventus Deputatorom door hem vertegenwoordigd. Op deze vergadering werd besloten dat de kerkeraad van Torarica mocht bestaan uit één ouderling en één diaken, met de predikant.
Ter Maath overleed in 1699 en na zijn dood werd er in Torarica geen nieuwe predikant benoemd en zijn door 'order van het Ed. Hof van Politie deeses Colonie de opgesetene Christenen van Thorarica tot Een Gemeente Vereenigt met Paramaribo gelijck bij de Classicale Acte deeser Provicie gehouden aan Paramaribo anno 1700 july bij articulo 18 te zien is.'
Reeds in 1700 werd de kerkmeester Langereijs geautoriseerd de materialen van de instortende kerk van Torarica te verkopen.
Hoewel in 1730 plantage Overbrug voor f 45.000.= verkocht kon worden en de plantages aan de Surinamerivier dus zeker hun waarde niet verloren hadden, was de Commewijne echter veel meer in trek bij de nieuw in Suriname aankomende Hollanders, hoewel de Joden een duidelijke voorkeur voor de Surinamerivier hadden.
Fermin schrijft in 1769: 'Thorarica, qui
(Vervolg op pagina 8)
|
|